woensdag 11 mei 2011

Noordkunst in de Krant van Toen


Het moet een buitengewoon rustgevend, hoe wel weinig avontuurlijk, beroep zijn geweest: knipselaar in de Openbare Bibliotheek. Decennialang moet het tot iemands dagelijkse taak hebben behoord om, slechts gewapend met een schaar, de kranten van de dag ervoor pagina voor pagina door te nemen en alles wat mogelijkerwijs de waan van de dag ontsteeg zorgvuldig uit te knippen en op te bergen in van passende labels voorziene mappen, die vervolgens door middel van een ingenieus ontworpen systeem in een kast werden gehangen, waar ze tot in lengte der dagen door historisch geïnteresseerde bezoekers zouden kunnen worden geraadpleegd. De geschiedenis in oud papier.

Misschien wel een jaar of tien geleden ontdekte ik dit knipselarchief in de bibliotheek toen ik mij bezighield met de artistieke loopbaan van Martin Tissing, en ik heb handenvol kleingeld besteed aan het maken van kopieën van de rijkdom aan krantenartikelen die ik daar aantrof. De oudste gingen terug tot de jaren zestig, en in gedachten prees ik de noeste arbeid die zo’n schat aan materiaal had opgeleverd.

Deze week was ik weer in de bibliotheek. Dit najaar wordt namelijk de herfst van Drewes de Wit.  Er staan vier tentoonstellingen op stapel en er komt een nieuw boek gewijd aan zijn recente werk. Toen mij werd gevraagd of ik daarvoor de tekst zou willen schrijven en ik eens ging kijken wat er in eerdere catalogi zoal over hem op schrift was gesteld, ontdekte ik al gauw dat die teksten vrijwel zonder uitzondering gingen over ‘het nieuwe werk’. Ze beperkten zich veelal tot een kenschets of een formele beschrijving van het werk dat op de tentoonstelling te zien was, soms aangevuld met een vergelijking met de vorige expositie. Maar alle plaatjes waren momentopnamen, en een totaaloverzicht, een verhaal waarin aandacht werd besteed aan zijn geschiedenis en zijn ontwikkeling in de tijd, was niet te vinden. Vreemd, dacht ik, als je bedenkt dat Drewes de Wit al zo’n veertig jaar als kunstenaar in Groningen actief is.

Hoog tijd dus om terug te gaan naar het knipselarchief. Ik wist nog vagelijk waar de kast destijds stond, maar kon hem nergens ontdekken. Ik besloot maar eens te informeren bij een even lieftallige als behulpzame jongedame die mijn bange voorgevoelens onmiddellijk bevestigde. Nee, het knipselarchief was er niet meer. Opgeruimd. 

Mijn eerste gedachte (‘Hoe kunnen mensen in godsnaam zoiets weggooien?’) werd al spoedig getemperd door een gevoel van deemoed. Nee, natuurlijk was het opgeruimd. Logisch, is ook niet meer van deze tijd. Even moest ik met enige schaamte denken aan mijn eigen rij grijze archiefkasten, barstensvol met kunstknipsels waarvan ik zeker weet dat negenennegentig procent nooit meer het daglicht zal zien. Het leek de jongedame nuttig om mij even te attenderen op de website De Krant van Toen, waarin meer dan een miljoen pagina’s uit het Nieuwsblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant en andere lokale publicaties zijn gedigitaliseerd en via een bewonderenswaardig snelle zoekmachine kunnen worden geraadpleegd.

ik ben haar uiterst dankbaar. ‘Drewes de Wit’ leverde 48 pagina’s op, waarvan een groot deel weliswaar bestond uit aankondigingen in tentoonstellingsagenda’s , maar als je geduldig verder scrolt  kom je ook besprekingen van exposities, interviews en kunstnieuws tegen dat zelfs de beste knipselaar het nakijken heeft. Kortom, een ware goudmijn voor iedereen die geïnteresseerd is in wat zich de afgelopen decennia in de noordelijke kunstwereld heeft afgespeeld.

De rest van de avond is opgegaan aan het verzinnen van nieuwe trefwoorden (‘Hooghiemstra’, ‘Corps de Garde’, ‘Prentwerk’, ‘Frans Haks’, ‘Gallery Art Show’, net zolang tot de inktpatroon van de printer leeg was. En de hele stapel kan mooi weer in die grijze archiefkasten.