maandag 21 januari 2013

WAARHEEN, PICTURA?





De grote zaal van het Kunstlievend Genootschap Pictura aan het Martinikerkhof in Groningen was afgeladen vol op zondag 6 januari, bij de opening van de gecombineerde jubileumtentoonstelling van uitgeverij Philip Elchers en kunstenaar Hans Boer. Philip Elchers viert het, ongeveer, vijfentwintigjarig bestaan en Hans Boer toont tien jaar beeldend werk.

 Het openingswoord werd gesproken door Han Steenbruggen, die, hoe kan het anders,  vriendelijke woorden wijdde aan de verdiensten van Philip Elchers en de artistieke ontwikkeling van Hans Boer, maar ook opnieuw gewag maakte van de wijdverbreide kaalslag die zich met het verdwijnen van galeries als Anderwereld, Smarius, Prentwerk en K09 in de noordelijke kunstwereld aftekent. Hij refereerde aan de rijke geschiedenis van Pictura, de plek waar niet alleen de Ploeg in de hoogtijdagen exposeerde, maar waar ook de avant-garde van die dagen al te zien was en benadrukte de betekenis die het genootschap voor de kunst in Groningen zou kunnen hebben [my italics, DS].




En daar zit het probleem. Als tentoonstellingsruimte is Pictura, naar hedendaagse maatstaven, misschien niet ideaal . Het is zo ongeveer het tegenovergestelde van de moderne white cube, waarbij de omgeving zoveel mogelijk wordt geneutraliseerd om de volle aandacht op de kunst te richten. In Pictura vergeet je nooit waar je bent. Het gebouw zelf is altijd nadrukkelijk aanwezig, en de kunst is er te gast. Maar het pand, met al zijn wat ongelukkige gangetjes, trapjes en kamertjes en die ene grote zaal, heeft wel een sfeer en een charme waardoor men bereid is allerlei kleine ongemakken voor lief te nemen.

Dat wil zeggen, als er iets te zien is dat de gang naar het Martinikerkhof de moeite waard maakt. De tentoonstellingslijst is ‘breed en diffuus’, schrijft de PABK, de Provinciale Adviesraad voor Beeldende Kunst, al in 2004 in haar (negatieve) advies met betrekking tot een subsidieaanvraag. In haar motivering wijst de raad ook op een aantal structurele tekortkomingen in de organisatie. Er is sprake van een ‘beperkte inhoudelijke visie’, er bestaat ’geen ‘scheiding van zakelijke een inhoudelijke verantwoordelijkheden: tentoonstellingen worden door het bestuur geïnitieerd’. Er is een gebrek aan ‘inhoudelijk gekwalificeerde medewerkers’, en er is te weinig betrokkenheid bij andere kunstinstellingen en ontwikkelingen binnen de hedendaagse kunst.

Inhet algemeen kunnen dit soort adviesorganen zich in kunstland niet in een al te grote populariteit verheugen, omdat ze adviseren vanuit een vrijblijvende theoretische visie en zich niet altijd rekenschap lijken te geven van de vele praktische problemen en beperkingen waarvoor kunstinstellingen zich gesteld zien. Maar de essentie van het verhaal, ook al dateert die uit 2004, lijkt nog steeds van toepassing. In het vasthouden aan traditionele vormen en structuren wordt Pictura steeds meer een anachronisme, een instituut dat weliswaar kan bogen op een indrukwekkende geschiedenis, maar dat de aansluiting met het heden dreigt kwijt te raken. Waar andere musea zich uitputten om mee te gaan in een veranderende tijd en hun aanbod aan beeldende kunst te voorzien van een breed scala aan randactiviteiten, volhardt Pictura in het geijkte patroon van opening + tentoonstelling, met het risico dat het aantal bezoekers op de opening tegelijk het leeuwendeel van het totaal uitmaakt. Geen wonder dat het beheer van het gebouw en de continuering van het Genootschap  voor het bestuur al jaren ‘een bron van permanente zorg’ zijn.  De vraag is hoe lang Pictura het op deze manier nog volhoudt.   




Toch hebben we Pictura meer nodig dan ooit. Het aantal plekken in de stad waar beeldende kunst wordt getoond is drastisch geslonken en hoezeer particuliere initiatieven in de provincie, zoals Kunstruimte Duurswold in Slochteren of Galerie Op de Wind in Westeremden, ook onze steun en waardering verdienen, het blijven projecten die al te vaak in hun goede bedoelingen blijven steken, waar op de dag van de opening de vrienden van de galeriehouder, de vrienden van de kunstenaar, plus nog een handjevol belangstellenden samenkomen om een klein feestje te vieren en waar vervolgens gedurende de rest van de tentoonstellingsperiode  amper nog een ziel te bekennen is.  Op deze manier wordt de hedendaagse kunst, letterlijk en figuurlijk, naar de periferie gedrongen.

Waar de kunst in de stad Groningen behoefte aan heeft, is  een centrale ruimte, een plek die als middelpunt kan fungeren, waar geregeld goede en interessante kunst te zien is, waar allerlei  activiteiten worden ontplooid en waar van een actieve betrokkenheid bij de cultuur inde stad wordt blijk gegeven. Die ruimte zou Pictura kunnen zijn.  Erger nog, het zou wel eens de enige manier kunnen zijn waarop Pictura in de toekomst kan overleven. Maar dat zal niet lukken zonder een drastische reorganisatie. Het bestuur zal zich moeten beperken tot wat het moet doen, besturen. Het  tentoonstellingsbeleid, de PR en de marketing moet in handen worden gegeven van creatieve mensen die op die terreinen over een daadwerkelijke expertise beschikken.  




In het verleden is er ooit, kortstondig, sprake geweest van een mogelijke samenwerking tussen Pictura en het Groninger Museum. Uiteindelijk heeft dat geen concrete resultaten opgeleverd, maar het moet wel duidelijk zijn dat samenwerking met andere instellingen voor Pictura een kwestie van levensbelang is.  Dat zou ook bijvoorbeeld Museum Belvedère kunnen zijn, of het Centrum voor Beeldende Kunst. Het zou kunnen dat Pictura in zulke vormen van samenwerking een deel van  haar autonomie zal moeten opgeven, maar het betekent wel dat Pictura overlevingskansen krijgt.

En misschien, als aan al deze voorwaarde wordt voldaan, dat ook de gemeente Groningen een helpende hand wil toesteken, omdat men beseft hoezeer het Kunstlievend Genootschap Pictura bij de stad hoort.    



maandag 7 januari 2013

WERKMAN TOCH HERDACHT

‘Als er iets misgaat, zijn de media er als de kippen bij, maar als er iets goed gaat, hoor je ze niet’ werd mij onlangs toegevoegd naar aanleiding van de onthulling van de plaquette-die-er-niet was voor de drukkerij van Hendrik Nicolaas Werkman in de Pelsterstraat in Groningen. Dat laat ik natuurlijk niet op mij zitten, dat snapt u. Daarom: de plaquette is inmiddels geplaatst! En voor ik ervan wordt beschuldigd dat ik uit wraak suggereer dat ze hem overdwars hebben neergehangen,  zoals hieronder: nee, het klopt helemaal, alleen lijkt het erop dat dit blog wraak neemt op mij door het plaatje een kwartslag te draaien. Komt goed in de Nieuwsbrief.