zaterdag 18 juni 2016

GETEKEND LEVEN

               


Vanaf vandaag is in Museum Belvedere de tentoonstelling ‘Getekend leven’ te zien, met grafiek, tekeningen en beelden van Käthe Kollwitz. Het is een indrukwekkende expositie geworden, vrijwel geheel in zwartwit, over sociaal onrecht en menselijk leed, maar ook over bewogenheid en compassie. Het is, misschien onvermijdelijk, ook een expositie waarover een sfeer van beklemming hangt. Die beklemming, die indringendheid, raakt aan de kern van Kollwitz’ werk. Dit is kunst die niet alleen maar kunst wil zijn, maar een spiegel van leed en onrecht, van leven en lijden van de vernederden en vertrapten in de maatschappij, van de tragiek van het menselijk bestaan. Door die somberheid gloeit altijd, als sprankje hoop, het mededogen. Maar het is het mededogen met de verliezers, om het leed dat al geschied is, onomkeerbaar. Tegenover de ontroerende moeder-en-kind portretten staan die van ziekte, honger en dood.   

Een Kollwitz expositie laat niemand onberoerd. In de grote zaal wordt alleen zachtjes gepraat en geleidelijk maakt zich van de meeste bezoekers een ernst en stemmigheid meester. Je wordt geconfronteerd met beelden die je eigenlijk liever niet zou willen zien, omdat ze raken aan primaire menselijke angsten die we in ons dagelijks leven hebben verdrongen. Ze zijn indrukwekkend, maar ook pijnlijk, zodat je soms de neiging hebt om weg te kijken van zoveel zwart, zoveel schaduw. En als je de rondgang hebt voltooid, kan het zijn dat je plotseling het gevoel krijgt dat je naar buiten moet, het zonlicht tegemoet.  










Käthe Kollwitz heeft veel beroemde zelfportretten gemaakt, waarop ze zichzelf vaak op dezelfde manier afbeeldt: recht of bijna recht van voren, soms met een hand onder haar hoofd alsof ze het moet steunen, en altijd ernstig, nors, soms op het grimmige af. ‘Vastberaden, zwijgend bezield’ beschrijft Jos de Gruyter over haar in 1931, met ‘een breede nerveuze mond, die die toen zij jong was, vol en zinnelijk moet zijn geweest, bij het klimmen der Jaren echter al strakker en geslotener werd'. Een getekend leven.

Misschien is het daarom dat ik, met een onbestemd schuldgevoel dat ik niet goed kan verklaren, moet bekennen dat het beeld dat mij uiteindelijk het meest is bijgebleven niet een is van menselijk leed, niet een van de zwaarmoedige zelfportretten, zelfs niet een van de moeder-en-kind taferelen, maar dit: 







zondag 12 juni 2016

AFTER ALL THOSE YEARS ... - TJIBBE HOOGHIEMSTRA

 


Lang geleden, toen ik nog een kunstantiquariaat annex kunsthandel in de Folkingestraat in Groningen had, kregen we op een dag drie tekeningen van Tjibbe Hooghiemstra aangeboden, in consignatie. Daar waren we blij mee, want we waren net begonnen ons ook te richten op noordelijke kunst. Martin Tissing was in die tijd een bijna dagelijkse gast en via hem leerden we ook andere kunstenaars kennen. Tjibbe Hooghiemstra was een oud-leerling van hem en steeds maar weer vertelde hij dat het zo'n moeilijke jongen was, die Tjibbe, een dwarsgebakken Fries met wie eigenlijk geen zinnig woord te wisselen was. Toen we hem zelf ontmoetten, bleek dat allemaal wel mee te vallen en toen bij uitgeverij Philip Elchers zijn boek 12 x 12 uitkwam, met werk van hem en gedichten van Forrest Gander vertaald door Maria van Dalen, besloten we de presentatie bij Prentwerk te houden. Het was afgeladen vol, in die kleine winkel. Those were the days.

Maar het begon met die tekeningen. Lang hebben we er niet van genoten, want twee van de drie werden verkocht voor we er erg in hadden. De derde hebben we toen maar zelf gehouden en die hangt sindsdien bij ons thuis. Maar toch lieten die andere twee me niet los. Ik zie ze nog zo staan, daar met zijn drieën tegen de muur. Toch een gevoel van vage spijt.

Heel bijzonder dus dat ik vorige week op een obscure veiling twee tekeningen van Tjibbe Hooghiemstra zag die me verdacht bekend voorkwamen. Jazeker, dat waren ze, de andere twee! Ik weet niet meer met zekerheid wie ze had aangeboden, en ook niet meer wie ze had gekocht, maar er was geen twjfel mogelijk. Dit waren ze! Door een vreemde speling van het lot kwamen ze weer op mijn pad en daarom moest ik ze wel kopen. Kon niet anders. Men moet het lot niet tarten. 

En zo zijn ze alle drie weer bij elkaar, na twintig jaar. Voor zolang het duurt, dat wel, want de collectie Hooghiemstra begint uit de hand te lopen. Dus wie weet ...